De Zottegemse reuzen bestaan uit twee families. Aan de ene kant heb je Cambrinus en Cambrina met hun tweeling; aan de andere kant zijn er Sotto en Johanna.
Voor de geschiedenis van Cambrinus moeten we zo’n honderd jaar teruggaan. Omstreeks 1880 duiken ze op in de Neerstraat. Zottegem telde op dat moment goed tien brouwerijen en het plaatselijke bier was wijd en zijd bekend. Zonder enige twijfel hebben één of meerdere brouwers de reuzen gesponsord. Ze noemen hem Cambrinus, die naar de overlevering het wil, de God van het bier was. Onze reus wordt dan ook uitgebeeld met een pot bier in de hand. Reus en reuzin kregen een gotische kroon, kwestie van ze er wat "antiek-koninklijk" te laten uitzien.
Maar, de brouwers later het hier niet bij. Vijfentwintig jaar later vieren ze enthousiast het 75-jarig bestaan van België en stappen ze mee op in de Historische en Nijverheidsstoet, met een praalwagen waaraan 10 brouwerijen meewerken. Een echte bierwagen werd het, geflankeerd door Cambrinus en Cambrina, die er tien huppelpaardjes - één voor elke brouwerij - bijkregen.
In 1938 trouwen onze reuzen. Rijkelijk laat naar onze normen, maar bij de reuzen kijkt men op geen jaartje onwettig samenleven. En zoals dat bij een trouwfeest past, laten ze zich eens goed soigneren: Cambrinus en Cambrina krijgen een grondige opknapbeurt.
Op een bepaald moment is er sprake van een kind - "Kinneken Baba" - en in 1947 komt er een dochter, "Miss Montmartre", bij, genoemd naar de Zottegemse wijk Montmartre. Van deze spruiten is vandaag geen spoor meer te bekennen. Misschien raakten ze in de vergeethoek toen het comité Neerstraat de reuzen in 1955 aan de stad schonk.
Zeker is dat het reuzenpaar in 1975 - ze zijn dan de 95 gepasseerd - een tweeling krijgt: Leo en Treeze, verwijzend naar respectievelijk de dynamische vertegenwoordiger van het wijkbestuur en zijn secretaresse.
Cambrinus en Cambrina, Leo en Treeze en nog 8 wippelpaardjes vormen elk jaar weer een blikvanger van de Zottegemse Sinksenkermis, wanneer ze op zondagnamiddag plechtig door de straten van het centrum defileren.
Het tweede reuzenpaar is Sotto en Johanna, ook al eens de reuzen van Bevegem genoemd. Het duo zou een eerste keer uitgegaan zijn in 1963, maar al in 1948 werd de aanzet gegeven met een "Sotto-groep" die toen zijn entree maakte in de reuzenstoet van Sinksenkermis.
Met Sotto en Johanna zitten we midden in de ontstaansgeschiedenis van Zottegem. Zottegem is, net als Erwetegem, Godveerdegem en Leeuwergem een typische ingahaim-naam. De oorsprong ligt bij de Frankische kolonisatie, vooral in de 6de-7de eeuw. Toen vestigden zich her en der ‘Germaanse’ stammen. Hun gebied werd genoemd naar het stamhoofd, waarbij telkens dezelfde ‘constructie’ werd gevolgd: de naam van het stamhoofd + ingahaim. Dat laatste betekent vrij vertaald ‘de woonplaats van de lieden van’.
Leuk is dat de persoonsnaam toentertijd verwees naar de kwaliteiten of gebreken van de man in kwestie. Nemen we het voorbeeld van Hundelgem en Beerlegem, respectievelijk afgeleid van Hundilo-ingahaim en Barilo-ingahaim, waarbij Hundilo ‘Hondje’ en Barilo ‘Beertje’ betekent.
Zottegem (1088, Sottengem) heeft ongetwijfeld zijn naam te danken aan een zekere Sotto. Je krijgt dan Sotto-ingahaim > Sottingem > Sottegem >Zottegem.
Sotto is een vleivorm, een troetelnaam, zoals vandaag Marksken voor Mark, Hansken voor Hans, enz.
Maar, nu wordt het een beetje ingewikkelder want de vleivorm Sotto kan teruggaan op zowel Suto als Swooto.
Wat Suto betekent, weten we niet. Swooto daarentegen kan wel worden verklaard. In de naam zit duidelijk een woord waarop zowel het Nederlanse ‘zoet’ als het Engelse ‘sweet’ teruggaan. Dat is trouwens de betekenis van Swooto: zoet, waaronder we moeten verstaan dat het ‘Zottegemse’ stamhoofd een lieve man moet zijn geweest. Normaal had de naam moeten evolueren van Swooto naar Soeto en zaten we vandaag niet met ‘Zottegem’ opgezadeld, maar luidde de naam van onze stad ‘Zoetegem’.
© Danny Lamarcq