Home  /  Over Zottegem en haar bestuur  /  Over Zottegem  /  Een vleugje geschiedenis  /  Egmontkasteel: van burcht tot bibliotheek

Egmontkasteel: van burcht tot bibliotheek


Zottegem afficheert zich sinds de jaren dertig van de vorige eeuw als Egmontstad, een hommage aan Lamoraal van Egmont, de onfortuinlijke graaf die tijdens de troebelen van de late zestiende eeuw op het schavot belandde. Zottegem heeft heel wat tastbare herinneringen aan Lamoraal bewaard: twee (!) identieke standbeelden op minder dan vijfhonderd meter van elkaar, de grafkelder onder de kerk, waar het gebeente van Egmont en zijn vrouw wordt tentoongesteld, een reliekschrijn in de raadzaal van het stadhuis waarin men de gekliefde halswervel als een kleinood koestert, twee "Egmontschilderijen” in diezelfde raadzaal, een paar straatnamen, een Egmontbier en tientallen uitsteekborden, zoals "Vishandel Egmont” en bed & breakfast "Villa Egmont".
Meest in het oog springt het Egmontkasteel.
 
(1) Woordelijk overgenomen uit: Danny LAMARCQ, Het Egmontkasteel in Zottegem. Van burcht tot bibliotheek, in: Toerisme Oost-Vlaanderen, 1996, nr. 3, pp. 35-38.
 

Huis van Plaisance

De oorsprong van het kasteel klimt als burchtsite minstens op tot de elfde eeuw. We mogen immers veronderstellen dat er al ten tijde van de oudst gekende heer van Zottegem, Rothardus, die in een charter van 1083 opduikt, een versterking bestond. Geen imposante burcht, maar eerder een plattelandswoning die tot een castrale motte werd uitgebouwd, met vrijwel alles in aarde en hout. Een paar decennia later wordt de donjon in natuursteen opgetrokken, evenals de kapel. Van die twaalfde-eeuwse kapel werden tijdens een opgravingscampagne in 1994 de sporen blootgelegd. Die sporen, samen met een aantal teksten laten toe te veronderstellen dat dit ooit de eerste kerk van Zottegem was.
 
In het begin van de dertiende eeuw gaat men iets meer aandacht besteden aan het wooncomfort: de heer van Zottegem voegt een stenen zaalgebouw aan de site toe. Maar, de burcht heeft heel wat te lijden onder het krijgsgewoel, zo in 1381 als de opstandige Gentenaars de versterking innemen, maar al snel door grafelijke troepen worden ontzet. De feodale burcht krijgt de doodsteek in 1452. Dat jaar rukt de graaf van Etampes op naar Zottegem en laat de burcht en het dorp plunderen en platbranden.
 
Jan van Luxemburg ruimt echter grondig puin. Tussen 1477 en 1485 gaat alles tegen de vlakte - enkel het poortgebouw van de middeleeuwse burcht blijft (deels) bewaard - en een nieuw kasteel komt in de plaats. Geen stevige en relatief spartaanse burcht meer, maar een riant kasteel met wooncomfort, een "maison de plaisance”. Hoe het kasteel er uitzag, weten we vrij goed dankzij de kaarten van Sanderus en Blaeu. De site had haar gesloten vorm bewaard, met een omwalling en een walmuur met halfronde torentjes.
 
De hoofdgebouwen hadden een L-vorm, met een noord- en oostvleugel, een zuidelijke buitentrap, een paar bijgebouwen op het noorden en het westen. Het kasteel was toegankelijk langs een houten ophaalbrug die aansloot op de resten van het middeleeuwse poortgebouw. Noord- en oostvleugel telden drie bouwlagen. Dit fraaie hof komt in 1530 in handen van de Egmonts. Lamoraal erft het in 1541. Het kasteel beeft samen met zijn eigenaar onder het geweld van de zestiende eeuw. Na de terechtstelling van Lamoraal (1568) wordt het aangeslagen en onder Spaans beheer geplaatst. Het wordt ten andere in de jaren 1570 meerdere keren bezet en geplunderd.
 

Une ruine qui n’était plus habitable ni sortable

In 1576 krijgt Sabina van Beieren, weduwe van Lamoraal, het verbeurdverklaarde goed formeel terug. Het blijft in handen van de Egmonts tot in 1707 wanneer het wordt overgeërfd door de Pignatelli’s. Met hen begint de definitieve aftakeling. Zo lezen we in de "Gazette van Gent” van 1767 dat het kasteel wordt te koop aangeboden, in cijnspacht, "ten waer iemand liever hadde te koopen alle materialen, zoo arduyn, steen, balken, rebben, ijzerwerk ende lood...”. Het pand is op dat moment weinig meer dan "une ruine qui n’ était plus habitable ni sortable”. Gelukkig wordt het kasteel min of meer opgeknapt en overleeft het de Franse Revolutie.

In 1830 wordt het tot een tweewoonst verbouwd en wanneer in 1867 de erfpacht vervalt, kopen Julien Ceuterick en Charles Vandemergel respectievelijk het zuidelijke en het noordelijke gedeelte. Datzelfde jaar laat Ceuterick een trapgevel met verdieping bouwen evenals een voorgevel in neo-renaissance naar een ontwerp van de Gentse architect E. Van Hoecke. In 1927 worden de resten van de walmuur gesloopt en de wallen voor het grootste deel gedempt. Langs de zuidzijde wordt de huidige Egmontstraat bovenop de vroegere omwalling aangelegd. Van het oorspronkelijke kasteel is intussen slechts een verminkte schim overgebleven.

Het noordelijke gedeelte wordt in 1957 door Zottegem aangekocht; het zuidelijke deel komt pas in 1965 in handen van gemeente. Vooral dat gedeelte van het Egmontkasteel wordt voor alles en nog wat gebruikt. Van 1938 tot 1948 neemt de Sint-Elisabethkliniek er zijn start, later krijgen een paar klassen van het pas opgerichte Koninklijk Atheneum er onderdak, gevolgd door een aantal klassen van het College.
 

Centrum van kunst en cultuur

Omstreeks het midden van de jaren 1960 worden er inspanningen gedaan om het kasteel een deel van zijn vroegere grandeur terug te geven. Lokale vorsers spitten en speuren in en rond het kasteel, op zoek naar tastbare getuigen van het zestiende-eeuwse en middeleeuwse slot. Er wordt hier en daar een stuk gerestaureerd, zij het lang niet altijd met de nodige omzichtigheid. Al dat gekap en gewroet heeft tijdens de recente restauratie de dienst Monumenten en Landschapszorg meer dan eens de gordijnen ingejaagd. Toch deed men toentertijd een meer dan verdienstelijke poging om het Egmontkasteel om te bouwen tot een centrum van kunst en cultuur. Een tijdje vond het Museum voor Folklore, Geschiedenis en Oudheidkunde er zijn vaste stek en men trachtte een Museum van de 16de eeuw uit te bouwen. Hoogtepunt was het "Egmontjaar” (1968) toen men, een beetje morbide, de vierhonderdste verjaardag van de onthoofding van Lamoraal van Egmont vierde. Het Egmontkasteel kreeg gedurende een paar maanden voor een stuk opnieuw een zestiende-eeuws kleedje aangemeten. Klein gekibbel kwam echter stokken in de wielen steken en de museale plannen werden opgevouwen.

Het pand werd dan een tijdje gebruikt als onderkomen voor de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten, terwijl in de kelders een alternatieve kunstgalerij werd ingericht. Intussen was de bibliotheek er neergestreken en toen het bibliotheekwezen grondig werd gereorganiseerd, kreeg de Plaatselijke Openbare Bibliotheek er een vaste voet aan de grond. Ten behoeve van de bibliotheek werd er in 1986 aan de zuidgevel een nieuwbouw opgetrokken. Een modernistische structuur die volgens sommigen perfect harmonieert met het oude kasteel, maar voor Jan Modaal vloekt als de pest.
 

Restauratie

Sinds de jaren zeventig werden er denkoefeningen geformuleerd omtrent de restauratie van het Egmontkasteel. Het dossier werd meer dan een keer bijgestuurd, vooraleer de werken in 1994 definitief werden aangevat. Het spreekt voor zich dat er bij de restauratie van een gebouw met zo"n bewogen geschiedenis niet over één nacht ijs wordt gegaan. Daniël Taelman, ingenieur bij "E.G. Verstraete & Vanhecke", die voor de restauratie tekende weet precies en gedetailleerd aan te geven wat er zo allemaal diende te gebeuren om het pand functioneel en met maximaal behoud van de authentieke elementen te restaureren. Zijn grootste probleem was dat door de lange periode tussen ontwerp en uitvoering heel wat aanpassingen noodzakelijk bleken, en dat bovendien naarmate de werken vorderden alsmaar nieuwe sporen werden ontdekt die meer dan de moeite loonden om ze zichtbaar te bewaren. Bijkomend probleem was dat men soms materialen moest vervangen die vandaag niet meer te verkrijgen zijn, zodat men naar alternatieven diende te zoeken. Wie het gerestaureerde kasteel binnenloopt, krijgt dus een "oud" kasteel te zien dat met de meest moderne materialen werd gerestaureerd, terwijl de vroegere sporen en materialen maximaal werden benut. Een mooi voorbeeld van wat we bedoelen is het dak. De schitterende dakconstructie, gezien van op de zolder, verdiende het zichtbaar bewaard te blijven. Nu, om de zolder bruikbaar te maken, moest er isolatie worden aangebracht, en dat kon uiteraard niet aan de binnenkant. Daarom moest men de originele schaliën verwijderen en aan de buitenkant een isolatie leggen, waarop dan de eigenlijke dakbedekking kwam. Een ander voorbeeld is de monumentale trap. Uiteraard werd die bewaard, maar om dat te kunnen, moest een nieuwe "ondertrap" in beton worden gegoten, en wel in functie van de te bewaren constructie. Een hoogst ongebruikelijk gegeven was hier dat tijdens de ganse duur van de werken de originele trapleuning bleef staan.
 

Plint

Heel geslaagd én origineel is de glazen afdekplaat in de "gang" aan de kant van het park. Hier kwam de oorspronkelijke plint aan het licht, maar op een lager niveau dan de ernaast liggende parketvloer. De glazen afdekplaat over het uitgegraven gedeelte bood de oplossing: alles op hetzelfde niveau, maar met een doorkijk naar de lager gelegen plint. In dezelfde gang werden ook een aantal originele bogen zichtbaar gehouden. Voor het houtwerk werd in veel gevallen gebruik gemaakt van de polymeertechniek: hiermee blijft het origineel bewaard, maar wordt het verstevigd met polymeerhars. Het oorspronkelijke pleisterwerk werd vrijwel overal weggekapt en vervangen. Waar mogelijk, werden muurdelen voorzien van muurlijsten behouden en vakkundig gerestaureerd. Bijzonder in het oog springt het bureau van de bibliothecaris. Hier werd immers een vrijwel intacte 18de-eeuwse wandbekleding en lambrizering teruggevonden en deze werd gerestaureerd, samen met de mouluren, de deuren en de schouw. In een andere "kamer" behield men de schitterende gotische gewelven, met inbegrip van de kolommen, kapitelen en siermotieven. En langs de buitenkant kreeg de gevel een bijzonder mooi kleurtje. Ook hier werd niet over een nacht ijs gegaan, maar kleur en samenstelling werden bepaald aan de hand van heel wat steekproeven.
 

Meer dan bibliotheek

Met deze restauratie staat het Egmontkasteel, of althans wat daar nog van overblijft, opnieuw in zijn volle glorie. Zottegem krijgt er een aantrekkelijk stukje patrimonium bij, een toeristische blikvanger bij uitstek. Maar, er is meer. Het overgrote deel van het pand geeft de bibliotheek eindelijk de ruimte die haar toekomt: in verhouding met de totale bevolking van Zottegem, springt liefst 36% van de Zottegemnaars al eens de bibliotheek binnen, een percentage waarmee de bibliotheek wel erg hoge ogen gooit. Bovendien werd ook de "Ridderzaal" grondig aangepakt en omgetoverd tot een enig mooie ruimte.
 
© Danny Lamarcq
 
Bronnen
Danny LAMARCQ, Drieduizend jaar Zottegem Zottegem, 1989.
Danny LAMARCQ, Egmontkasteel staat bijna in volle glorie, in: De Beiaard, 30.3.1996
Hedwig VAN DEN BOSSCHE, De burcht en het Egmontkasteel te Zottegem, in: M&L, mei-juni 1990, pp. 12-48
Dirk VAN EENOOGHE, De middeleeuwse burcht van Zottegem: feiten ... en meningen, in: M&L, mei-juni 1990, pp. 49-59