Home  /  Over Zottegem en haar bestuur  /  Over Zottegem  /  Een vleugje geschiedenis  /  Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk

Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk


De dekenale kerk van Zottegem is een van de beeldbepalende elementen in onze stad. Vooral wie vanuit het noordwesten het centrum binnenkomt, merkt van ver de prachtige, recent gerestaureerde, campaniletoren op. Reden te meer om hier even nader in te gaan op de bouwgeschiedenis van dit bedehuis.
 
De historiek van de dekenale kerk valt, ingevolge een schromelijk gebrek aan bronnenmateriaal, moeilijk te achterhalen. Vast staat dat haar geschiedenis minstens tot de 12de eeuw opklimt: in 1162 hangt ze af van de kerk in Strijpen; het patronaat van beide bedehuizen wordt op dat moment geschonken aan de abdij van Mont Saint-Martin. Al in de 14de eeuw heeft de plaatselijke heer het patronaat opnieuw in handen. Zottegem had zich afgescheurd van de moederkerk en meer dan vierhonderd jaar lang wordt dit erkend door de pastoor van Zottegem aan zijn ambtgenoot van Strijpen door op de vooravond van kerstmis vijf zakken tarwe en vijf zakken haver te laten bezorgen.
 
De heer van Zottegem was als gezagdrager van de kerk, na de bisschop de hoogste in rang. Dit had waarschijnlijk te maken met het feit dat de kerk was gegroeid uit de castrale kapel van de heer. Hoe die eerste kerk er uitzag, weten we niet. De oudste sporen in de huidige parochiekerk klimmen immers niet verder in de tijd op dan de 14de-15de eeuw en mogelijk gingen zelfs meerdere bouwfasen hieraan vooraf. In de genoemde periode werd het Romaanse gebouw omgevormd tot een gotisch kruiswerk. Hierbij werden de bestaande zijmuren van het schip, in onregelmatige natuursteen opgetrokken, behouden. Ze werden pas in 1750 ontmanteld, wanneer twee zijbeuken werden toegevoegd.
 
De gotische kerk, die tussen de 15de en het midden van de 18de eeuw vrijwel onveranderd bleef, was een éénbeukige kruiskerk met achthoekige vieringtoren en een naaldspits. De dwarsbeuk en het koor zijn voorzien van gotische vensters. De hoofdingang bevindt zich aan de Zavel en bestaat uit een in een spitsboog gevatte dubbele deur. Rond de kerk ligt een ommuurd kerkhof. Deze kerk had heel wat te lijden onder de troebelen van de 16de eeuw. In 1564 wordt ze, samen met 220 huizen, in de as gelegd. In juni 1580 wordt ze opnieuw zwaar beschadigd wanneer de Geuzen, onder leiding van de la Noue, Zottegem in brand steken.
Nog in 1608 kan men voor de dienst slechts een gedeelte van de kerk gebruiken. Pas tussen 1611 en 1615 wordt het bedehuis volledig heropgebouwd.
 
Op 7 september 1658 wordt Zottegem voor de zoveelste keer in brand gestoken, ditmaal door Franse troepen. Van de kerk blijft enkel het koor overeind. En, ondanks de ellendige situatie waarin de Zottegemnaren zich bevinden -de inwoners hadden zich tegen de weersomstandigheden beschut "met eenighe aftrecken, ghedeckt met wat stroot daeronder sijlieden sijn schuylende en cruypende als mieren in de aerde" -wordt de herbouw van de kerk kort daarop aangevat.
 
In 1750 verandert het uitzicht van de kerk grondig. De vieringtoren wordt afgebroken en vervangen door een houten campanilletoren met uurwerk en beiaard, opgetrokken boven de westgevel. De gevels van het schip worden afgebroken en men bouwt twee zijbeuken voorzien van ruime vensters. De voorgevel wordt verbreed en bekroond met een driehoekig fronton.
 
Goed tien jaar later, in 1762, worden aan de kant van de Markt een zijkoor en een sacristie gebouwd, beide in Balegemse steen. In 1767 wordt voor het eerst aangevoerd dat de kerk te klein is geworden. Het is een opmerking die in de volgende decennia regelmatig terugkeert, maar pas in 1855 wordt hier werk van gemaakt. Men creëert ruimte door het interieur te verbouwen: het hoogaltaar wordt verplaatst naar de achterkant van het koor en ook de communiebank wordt naar achteren verschoven zodat het voorste koorgedeelte voor de kerkgangers vrijkomt. Tevens worden aan de kant van de Zavel een bakstenen zijkoor en een sacristie opgetrokken.
 
Eind 1879 liggen plannen op tafel voor een drastische vergroting en verbouwing, waarbij het uitzicht van de kerk volledig zou veranderen. Het schip zou zeven meter verlengd worden, met een aangebouwd portaal, een hoektoren aan de Marktzijde en een oksaal en doopvont aan de Zavel. Gelukkig werd dat project nooit uitgevoerd. Wel wordt in 1886 de voorgevel verbouwd en versiert men de kerk omstreeks dezelfde tijd met gebrandschilderde ramen.
 
In 1927, 1929 en 1934 worden opnieuw ontwerpen tot vergroting van de kerk aan de gemeenteraad voorgelegd, maar telkens afgewezen omdat hierbij een deel van de straat zou worden ingepalmd. Het probleem van de te kleine kerk krijgt later een definitieve oplossing met de bouw van respectievelijk de noodkerk en de kerk te Bevegem. De O.-L.-V.-Hemelvaartkerk behoudt dus haar 19de-eeuws uitzicht, al werden er sindsdien verscheidene restauratiewerken uitgevoerd. Een beeldbepalende ingreep aan de kant van de Markt was de inrichting van de Egmontcrypte in 1857 en de verbouwing ervan in 1951.
 
Tot slot nog vermelden dat in de dekenale kerk een beiaard hangt met 49 klokken, in 1964 officieel ingehuldigd. Deze beiaard, die minstens tot 1750 teruggaat, evenals het interieur van de kerk, worden in een latere bijdrage uitvoerig behandeld.
 
© Danny Lamarcq