Home  /  Over Zottegem en haar bestuur  /  Over Zottegem  /  Een vleugje geschiedenis  /  De Grote Oorlog - deel I

De Grote Oorlog - deel I


Inleiding
Op 11 november 1918 om 11 uur in de voormiddag, eindigde de Eerste Wereldoorlog, de "Grote Oorlog", zoals hij toen werd genoemd. Vier jaar had de waanzin geduurd en ook Zottegem likte zijn wonden. Ten minste 148 jonge mannen waren gesneuveld aan het Ijzerfront, of elders. 37 mannen en vrouwen vielen als burger… De doden mochten en zouden niet vergeten worden, want dit mocht nooit meer gebeuren. Ook bij ons werden zowel begraafplaatsen als diverse monumenten opgericht. We zetten ze voor u, in twee afleveringen, op een rijtje.
 
De begraafplaatsen
Een specifieke begraafplaats voor de gesneuvelden en gevallenen van de Eerste Wereldoorlog vinden we enkel in Zottegem. In Sint-Maria-Oudenhove, Strijpen en op de Centrale Begraafplaats aan de Vollander werd een ereperk voorzien voor oud-strijders en verzetsstrijders.
 
Zottegem
De Zottegemse gemeenteraad besliste op 18 februari 1921 "tot een eeuwigdurenden grondafstand moetende dienen tot begraafplaats der in den oorlog gesneuvelde helden wier stoffelijke overblijfsels alhier zullen overgebracht worden". In zitting van 25 juni werd de inplantingsplaats omschreven als "aan de muur ten noordoosten van het kerkhof" en men notuleerde dat de oud-soldaten hebben aangeboden " om persoonlijk de werkingen uit te voeren". In een minuut van een brief gedateerd 20 juli 1921 wordt gesteld dat de gezamenlijke begraafplaats "degelijk aangelegd en versierd zal worden, waardig van de eer die wij aan onze helden verschuldigd zijn", maar "eenen verbinding tegenover de families die zou tegenstaan met een algemeen plan van versiering, kunnen wij niet onderschrijven", luidt het. Een tweede minuut van dezelfde datum is gericht aan de broer van notaris Roels. Hierin deelt het gemeentebestuur mee dat Léonce Roels op de voor de gesneuvelden gereserveerde begraafplaats "de eereplaats zou bekleedden, met aan zijn zijde Mr. Vanden Bossche".

Het ereperk was oorspronkelijk bedoeld voor de gesneuvelden en gevallenen van de Eerste Wereldoorlog. De bakstenen eremuur is symmetrisch opgebouwd. Centraal werd een partij uitgewerkt, bekroond door een zandstenen fronton met in- en uitzwenkende top waarin het Belgische Wapen wordt geflankeerd door de in een medaillon gekapte jaartallen "1914" en "1918". Dit segment bevat vier graven. Links en rechts werden afwisselend drie en twee graven voorzien. In totaal liggen er dertig gesneuvelden en gevallenen begraven.
Het bestaande ereperk werd aan de rechterkant uitgebreid met een eremuur voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De gelige steen steekt fel af tegen de verweerde rode baksteen van de oorspronkelijke compositie.
 
Sint-Maria-Oudenhove
Achterin de begraafplaats van Sint-Maria-Oudenhove werd een bijzonder stijlvol ereperk aangelegd. Centraal staat een mooi ogend hardstenen monument met frontaal als enige versiering een zwaard met lauwerkrans. Hierboven prijkt het opschrift ""Oud-strijders rust zacht"". Op de linkerflank werden de jaartallen 1914-1918 gebeiteld, rechts 1940-1945.

Rond het monument liggen de graven van oud-strijders, opgeëisten en verzetsstrijders van de beide wereldoorlogen. Ze worden uniform aangekleed met een sobere hardstenen zerk met zwartmarmeren plaat waarop bovenaan een groene lauriertak over een kruis is gedrapeerd. Daaronder staan een driekleur en vervolgens de identificatiegegevens. Vooraan elk graf ligt een wit kruisje.
 
Strijpen
Op het "nieuwe kerkhof" van Strijpen aan de Kerkhofstraat werd op initiatief van de N.S.B. Strijpen links van de middengang een klein ereperk aangelegd voor de oud-strijders en verzetsstrijders van de beide wereldoorlogen. Een op de betontegels geschilderde driekleur en een vlaggenmast verzekeren, sinds het einde van de jaren 1980, een ingetogen laatste groet.

Op de Centrale Begraafplaats, Vollander, werd aan de inkompartij een ereperk aangelegd. Vooraan prijken drie vlaggenmasten en rechts achteraan staat een hardstenen monoliet met opschrift: "Oud-strijders en gelijkgestelden". De namen van de overledenen, zowel diegenen begraven op het ereperk als zij die verspreid over de begraafplaats liggen, worden in een zwartmarmeren "strookje" gebeiteld dat in het monument wordt geschoven. De eerste vermelding gaat hier terug tot 1990.
 
De andere deelgemeenten
In Erwetegem, Godveerdegem, Grotenberge, Leeuwergem, Oombergen, Sint-Goriks-Oudenhove en Velzeke-Ruddershove vonden we geen sporen terug van een ereperk voor de gesneuvelden en gevallenen of voor de oud-strijders van de Grote Oorlog.
 
De oorlogsmonumenten
Op het grondgebied van de huidige stad Zottegem werden heel wat monumenten voor zowel de slachtoffers van de Eerste als voor die van de Tweede Wereldoorlog opgericht. Het betreft, met uitzondering van het vroegere Zottegem, altijd gemeenschappelijke huldeblijken. Wat opvalt is dat er meer en imposantere monumenten worden opgericht voor de soldaten en burgers van de Grote Oorlog. Enkel op het vlak van de individuele hommages -voor burgerslachtoffers- wordt de Tweede Wereldoorlog sterker in de verf gezet. Ter verduidelijking: onder monument verstaan we elke tastbare getuige, dus zowel een standbeeld, een gedenksteen, een huldeplaat als een kapel.
Materiële huldeblijken voor de slachtoffers van de Grote Oorlog werden, met uitzondering van Elene, in elke deelgemeente opgetrokken.
 
Zottegem
In Zottegem werden, naast het gemeenschappelijke monument op de Heldenlaan, individuele gedenkplaten aangebracht voor Léonce Roels, Désiré Van den Bossche en Richard De Winter. Roels en Van den Bossche kregen ook een straatnaam.

Aan het monument op de Heldenlaan besteedden we in een eerdere info (1994/3) heel wat aandacht. Het wordt hier dan ook niet verder besproken.
 
Léonce Roels
Léonce Roels kreeg zijn beeltenis op het Heldenmonument aan de Heldenlaan. In 1933 werd ook een straat naar hem genoemd. In zijn woning, vandaag Léonce Roelsstraat 7, werd een gedenkplaat aangebracht.

Léonce Roels werd geboren te Oudenaarde op 1 juli 1869. In 1903 wordt hij notaris benoemd te Zottegem in de studie van notaris Vanderstichelen. De flamboyante Roels raakt meteen ingeburgerd in de Egmontstad: hij wordt lid van verscheidene liberale en vrijzinnige verenigingen in Zottegem en in het arrondissement Aalst en gemeenteraadslid voor de liberale partij.

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog raakt Léonce Roels vrij vlug betrokken in een spionagenet, opgezet om de troepen- en materiaalbewegingen van de Duitsers te kunnen volgen. De Duitsers hadden de Belgische spoorweginfrastructuur immers vrijwel intact in handen gekregen en vermits toentertijd meer dan 90% van alle goederentransport over de "Ijzeren weg" verliep, waren de spoorwegverbindingen vanzelfsprekend strategisch uitermate belangrijk. Wanneer na november 1914 het front vastloopt en het ernaar uitziet dat de oorlog allicht nog een tijd gaat aanslepen, beginnen de Duitsers met het verbeteren van hun aanvoerlijnen. Zottegem was een belangrijk spoorwegknooppunt. Dit wordt terdege door de Duitsers onderkend: ze stationeren er een brigade spoorwegwachters en grote verbouwings- en uitbreidingswerken worden uitgevoerd. Het extreme belang van de spoorweg voor de Duitsers was ook de geallieerden niet ontgaan en ze vertoonden grote interesse voor al wat er per spoor werd vervoerd. Door het noteren van de transporten was het immers mogelijk (grote) offensieven te voorspellen. Al in september 1914 wordt er een spionagenet opgericht dat zich uitstrekte over Henegouwen, Brabant en Oost-Vlaanderen. In het voorjaar van 1915 wordt Léonce Roels aangesproken om een inlichtingsnet in Zottegem uit te bouwen. Hij gaat hierbij grondig tewerk en zet goedgekozen waarnemingsposten uit: een eerste bij zijn buren, waar de gebroeders Poriau de observatiepost bemannen en nauwkeurig optekenen welke treinen voorbijrijden. Vooral de richting van de treinen was belangrijk: reed het stel richting Erwetegem, dan duidde dat op transporten naar Noord-Frankrijk; boog de trein af naar Sint-Goriks-Oudenhove, dan ging het om ladingen bestemd voor het Ijzerfront. Een tweede observatiepost werd opgezet bij Honoré Solomé, die van op de verdieping foto"s kon nemen van de treinen die het Zottegemse station aandeden. Al die informatie werd naar Brussel doorgespeeld via een koerier: Désiré Van den Bossche.

Het Zottegemse spionageverhaal was echter maar een kort leven beschoren, want al in oktober 1915 viel het doek. Motor van de ontmanteling was de contraspion Eugène Jasienski, die reeds voor de oorlog als meesteroplichter een reputatie had verworven en door de Duitse inlichtingendienst werd ingehuurd. In Zottegem meldt hij zich bij de burgemeester aan als een Frans officier. De burgemeester verwijst hem door naar Léonce Roels. Die trapt, fier en niets vermoedend, in de val en ontvouwt aan de spion het complete Zottegemse spionagenet. De rest laat zich raden: het net wordt ontmanteld en de leden worden aangehouden. Eind februari 1916 vindt een monsterproces plaats te Bergen. Roels en Van den Bossche worden ter dood veroordeeld en ze krijgen op 2 maart de kogel te Masnuy-St.-Jean.
 
Désiré Van den Bossche
Net als notaris Roels kreeg Désiré Van den Bossche zijn beeltenis op het monument aan de Heldenlaan en ook hij kreeg in 1933 een straatnaam. Bij die gelegenheid zou een witmarmeren gedenkplaat, toen bewaard in het Egmontmuseum, aan zijn woonhuis zijn aangebracht. Afgaande op de notulen van het Schepencollege, werd pas in 1954 beslist een gedenkplaat aan te brengen in de Désiré Van den Bosschestraat, "ter nagedachtenis van Désiré Van den Bossche, door de Duitsers in 1914-1918 als gijzelaar omgebracht". Deze gedenkplaat is intussen echter van de gevel verdwenen. In de jaren veertig was de herinnering aan Désiré Van den Bossche nog levendig. Zo worden bij de inhuldiging van het vaandel ""der supportersvereniging de S.V. Vrienden" op zondag 20 april 1947, de feestelijkheden aangevat met het "neerleggen van een bloementuil op het graf van ons diepbetreurd medebestuurslid Mr Désiré Van den Bossche".

Désiré Van den Bossche, geboren te Zottegem op 14 maart 1892, als zoon van een slachter, ging al op jeugdige leeftijd als telegramdrager werken bij de Telegraafdienst. De jonge Van den Bossche was een graag geziene figuur in het plaatselijke ontspanningsleven. Als koerier voor het door Léonce Roels opgezette spionagenet, werd Désiré Van den Bossche gefusilleerd op 2 maart 1916.
 
Richard De Winter
Het College van Burgemeester en Schepenen besliste in 1921 "tot het plaatsen van eenen gedenksteen op het Statieplein, ter plaats waar de heer De Winter werd doodgeschoten".
Het overlijden van Richard Frans De Winter, geboren te Elene op 7 december 1882, met zijn vrouw Elisa De Meyer in Zottegem wonend, werd door zijn buren "aangegeven". Ze verklaren "dat gisteren om twee ure "s avonds ten burgelijken hospitale, Grotenbergestraat" Richard De Winter, "werkman", 35 jaar oud, is gestorven.

Richard De Winter was door de bezetter opgeëist om in Duitsland te gaan werken. Midden 1918 kreeg hij een paar weken verlof en hij zag het niet meer zitten om naar Duitsland terug te gaan. De Winter dook onder. In augustus kreeg hij van de Duitsers het merkwaardige bericht dat hij vrijgesteld werd van verdere verplichte arbeid. Hij moest wel nog een bewijsje gaan afhalen bij de Kommandatur. Het bleek een list te zijn, want hij werd meteen aangehouden. Op 31 augustus 1918 moest hij opnieuw naar Duitsland vertrekken. Bij het afscheid nemen van zijn vrouw en zijn kinderen, trachtte Richard te vluchten, over het Stationsplein. Hij werd echter in de rug geschoten.
 
© Danny Lamarcq